De agrarische output van Afrika kan de komende twintig jaar middels een schaalvergrotings- en moderniseringsproces verdriebubbelen van 280 naar 880 miljard dollar. Dat schreef consultantorganisatie Mckinsey afgelopen jaar in het onderzoeksrapport Lions on the move over de potentie en progressie van de Afrikaanse economie. Als de toegang tot kapitaal en moderne technologische hulpmiddelen, de landrechten en de infrastructuur blijven verbeteren, dan kan Afrika op middellange termijn niet alleen zichzelf voeden maar ook grote delen van de rest van de wereld van voedsel voorzien, aldus het rapport.
‘De potentie van marktgerichte Afrikaanse landbouw is inderdaad enorm,’ beaamt Duncan Vink (39), oprichter van UFF Asset Management, dat vanuit Kaapstad in Afrikaanse landbouwgrond en boerderijen investeert. ‘Door de snelle groei van de wereldbevolking zal de vraag naar voedsel komende jaren fors blijven toenemen en komt er steeds meer druk te staan op bestaande landbouwgronden. Van die schaarste kan Afrika enorm gaan profiteren. Zestig procent van de nog niet ontgonnen potentiële landbouwgrond in de wereld, ligt op dit continent. Het belangrijkste dat de door Mckinsey voorspelde ‘Groene Revolutie’ nog in de weg staat, is de instroom van kapitaal. Die moet nu op gang komen.’
UFF Asset Management managed een snel groeiend fonds dat voor internationale institutionele beleggers investeert in landbouwgrond en boerderijen in Afrika, voornamelijk in Zuidelijk Afrika. Toen Vink (voorheen werkzaam bij FMO) het fonds in 2006 met behulp van FMO en Futuregrowth Asset Management oprichtte, hadden slechts weinig grote beleggers daarvoor interesse. ‘Landbouw is in de institutionele hoek altijd een beetje een ondergeschoven kindje geweest, ‘ verklaart Vink. ‘Er wordt de laatste tien jaar via indextrackers wel belegd in commodities, zoals graan en mais. Halverwege afgelopen decennium begonnen grote beleggers ook in landbouwgrond en boerderijen in Europa, de VS en Latijns-Amerika te investeren. Pas sinds kort is er ook interesse voor Afrikaanse landbouw. En terecht. De verhouding tussen de opbrengst per hectare landbouwgrond en de aanschafprijs daarvan is in Afrika veel beter dan in Amerika, Europa of Argentinië waar afgelopen jaren flink werd geïnvesteerd. Tegelijkertijd zijn Afrikaanse landen stabieler geworden en is het ondernemingsklimaat er sterk verbeterd. Zelfs van het grootste knelpunt voor marktgerichte landbouw, de infrastructuur, wordt inmiddels in grote delen van Afrika serieus werk gemaakt, mede dankzij Chinese kapitaalinjecties.’
Vooralsnog mikt UFF voornamelijk op Zuid-Afrikaanse en Namibische landbouwbedrijven die onder meer citrus, druiven, appel/peren, maïs, graan, melk of biomassa produceren. De investeringen gaan steevast gepaard met revitalisering van de boerderijen en nauwe betrokkenheid van de lokale zwarte bevolking. ‘We investeren niet alleen in de boerderij maar ook in betere lokale leefomstandigheden,’ vertelt Vink. ‘Zo zorgen we voor een ziektekostenverzekering en toegang tot gezondheidszorg om de continuïteit van de operatie te waarborgen. Daarnaast hebben we een uitgebreid opleidingsprogramma waarmee we de lokale landwerkers onder meer tot zelfstandige boeren opleiden. Daarmee ondersteunen we in Zuid-Afrika het Black Economical Empowerment (BEE) beleid van de regering dat 30 procent van de landbouwgrond in 2025 in zwarte handen wil hebben. Maar het sociaal-maatschappelijke programma is vooral ook in belang van de investeerder omdat het anders niet tot een duurzame transformatie komt. Dat zag je in het Zuid-Afrikaanse landhervormingsproces tot nu toe waarbij het in 90 procent van alle gevallen mis ging omdat de nieuwe zwarte eigenaren noch de expertise noch het kapitaal hadden om de boerderijen goed te runnen.’
Vanaf het begin investeerde UFF dan ook vooral in sociale partnerships. De belangrijkste zijn CareCross en de Open Learning Group die nu respectievelijk het gezondheids- en onderwijsprogramma verzorgen. Ook ging UFF samenwerkingsverbanden met commerciële partijen aan. Bijvoorbeeld met fruitexporteur SAFE dat op vergelijkbare wijze al een aantal Zuid-Afrikaanse fruitbedrijven revitaliseerde en nu op een aantal UFF boerderijen voor een gegarandeerde afname van producten zorgt.
Sinds afgelopen jaar werkt UFF bovendien nauw samen met Futuregrowth (onderdeel van het Zuid-Afrikaanse Old Mutual) dat nu de marketing van UFF richting institutionele partijen verzorgt. Dat laatste leidde recentelijk tot een enorme schaalvergroting. Waar UFF tot nu toe zo’n 25 miljoen euro onder beheer had, kan Vink samen met mede-directeur Erwin Bouland komende tijd namens wereldwijde pensioenfondsen en andere instituten 150 miljoen euro gaan investeren in Afrikaanse landbouwprojecten.
Rendement
Volgens Vink kunnen de investeerders op rendementen van 10-15 procent boven de inflatie rekenen. De inkomsten komen voornamelijk uit de pacht. De grond is met een gemiddelde jaarlijkse prijsstijging van 2-4 procent boven de inflatie bovendien meer dan waardevast. ‘Ook in de bedrijfsvoering kan geïnvesteerd worden maar de meeste pensioenfondsen zijn al tevreden met de onroerend goed belegging,’ aldus Vink. Hij acht de risico’s van investeringen in de landbouwsector beperkt. ‘In tegenstelling tot bijvoorbeeld kantoorpanden is de kans op leegstand in de landbouwsector vrijwel nihil. Met ons sociaal-maatschappelijke programma zorgen we voor continuïteit. Het enige grote risico dat ik zou kunnen bedenken is dat er op den duur wellicht door gebruik van revolutionare landbouwtechnologie weer een wereldwijd overschot aan agrarische producten ontstaat waardoor de prijzen van landbouwgrond en –producten dramatisch zakken. Maar die kans acht ik voorlopig vrij klein.’
Pan-Afrikaans
Vink ziet UFF op den duur zeker noordwaarts uitbreiden. Het fonds is voornemens om 20 procent ook buiten Zuid-Afrika (50%) en Namibië (30%) te investeren. UFF heeft onder meer landbouwprojecten in Zambia en Ghana op het oog. Op den duur zouden ook investeringen in landen als Zimbabwe, Angola en Mozambique mogelijk zijn. Vink is vooralsnog echter voorzichtig met uitbreiding naar de rest van Afrika. ‘Een voornaam knelpunt blijft de infrastructuur die nodig is om agrarische producten naar de markt te krijgen. Die verbetert nu echter snel in veel landen waardoor op termijn een grote potentie voor marktgerichte landbouw zal ontstaan. In andere landen zijn het vooral de corruptie of grondrechten die voorlopig te veel onzekerheid geven. Ook al kun je je tegen politiek gedreven landonteigeningen verzekeren, is dat mijn inziens niet iets waarnaar je op zoek moet gaan.’
Schaalvergroting Afrikaanse landbouw
Maar dat er in de rest van Afrika schaalvergroting in de landbouw aankomt, is voor Vink duidelijk. ‘Dat is een kwestie van vraag en aanbod. De markt voor Afrikaanse landbouwproducten is veel breder geworden afgelopen jaren. Vroeger had je alleen de Europese en Amerikaanse markt maar nu is vrijwel heel Azië daar bijgekomen. Maar ook de lokale markt komt tot leven nu de middenklasse een snelle opmars maakt in veel Afrikaanse landen en er in de steden steeds meer grote (veelal Zuid-Afrikaanse) supermarkten opduiken. Die willen net als grote supermarkten elders in de wereld garanties over de productie-omvang, productkwaliteit en de gebruikte hulpmiddelen en daardoor het liefst met één grote partij samenwerken. Nu zie je supermarkten in veel Afrikaanse landen daarom hun fruit en groente vanuit Zuid-Afrika importeren omdat alleen daar de grootschalige marktgerichte boerderijen zitten die daaraan kunnen voldoen. Maar lokale productie is natuurlijk veel efficiënter.’
Een interessante ontwikkeling is volgens Vink ook dat supermarkten steeds vaker rechtstreeks zaken willden doen met de boer ten koste van tussenhandelaren. ‘Dat geeft de primaire producent meer macht en kan de marges vergroten.’
Vink denkt dat schaalvergroting in Afrika nauwelijks negatieve gevolgen zal hebben voor de kleine, veelal puur zelfvoorzienende, boeren die nu nog de Afrikaanse landbouw domineren. ‘Sommige NGO’s roepen dat schaalvergoting ten koste van hun werkgelegenheid zal gaan maar dat vind ik aperte onzin. Grote boerenbedrijven zullen de economie juist stimuleren en banen scheppen, zoals grote ondernemingen dat in de hele wereld doen. Schaalvergroting en modernisering kunnen Afrika bovendien weer zelfvoorzienend en zelfs een netto-exporteur van landbouwproducten maken. Dat alleen al is een reden om er voor te zijn. Het is nu vooral zaak dat er in de sector geïnvesteerd wordt om dat proces op gang te brengen.’